Ik begin met een bekentenis. Als kind vond ik 1 september de verschrikkelijkste dag van het jaar: “terug naar school.” De advertenties en de reclamepanelen die begin augustus al in de supermarkt bij ons in de straat verschenen, deden mij huiveren. “Moet dat nu al?”, dacht ik dan. Neen, als kind had ik een broertje dood aan naar school gaan. Ravotten en overal in het dorp fietsen en rennen waren meer mijn ding. We verkenden alle paadjes en wegeltjes, beken en grachten. Het zou me later als burgemeester goed van pas komen. Met het ouder worden beterde het niet echt en de schoolse resultaten waren navenant.  Tot het moment komt dat je een studiekeuze moet maken. Wat wil ik later worden?

 

Vanaf mijn zestiende begon politiek me te boeien en toen ik toch weer met een slecht rapport van school thuis kwam, kreeg ik van mijn vader zaliger te horen dat die politiek ook niks zou worden. “Schepen, dat kan jij misschien wel eens ooit worden”, was zijn hard oordeel. Laat het duidelijk zijn dat hij noch ik enige minachting voor het schepenambt hadden, en ik nu nog niet, maar zonder ‘deftig’ diploma zag hij het toch niet goedkomen met mij. Tussenhaakje, doordat ik geen universitaire opleiding genoot, heeft me dat - zonder dat men het mij vlakaf zei – toch parten gespeeld…  

 

Maar goed, die studiekeuze dan. En waarvoor kiest Kris Van Dijck? De lerarenopleiding. Onderwijzer worden. Ook dat verliep niet zonder slag of stoot. Startend aan de normaalschool van het Sint-Pieter in Turnhout volgde een negatieve beoordeling: “niet geslaagd.” Toch moest ik bij de directeur langs gaan want de regel was: niet geslaagd wil zeggen niet geschikt voor het ambt. De directeur wist me te vertellen dat men in mij toch wel een toekomstige onderwijzer zag en dat ik mocht herkansen. Allez, met die opwekkende boodschap mocht ik huiswaarts keren. Misschien ooit onderwijzer en misschien ooit schepen. Maar goed, de zomervakantie wenkte en dat maakte al veel goed. Echter, bij thuiskomst volgde een tweede douche. Het journaal van kwart voor acht, ja toen was dat om kwart voor acht, bracht de heugelijke tijding dat de lerarenopleiding van twee naar drie jaar ging. Startend op 1 september van datzelfde jaar. Lap! Daar had ik dus meteen twee jaar aan mijn been. 

 

De woorden indachtig dat onderwijzer misschien toch wel iets voor mij was, deden mij besluiten om er toch maar aan te beginnen, maar wel in een andere hogeschool. Het werd de normaalschool van Wijnegem waar ruim dertig jaar eerder mijn moeder afstudeerde. Het was één van mijn beste keuzes ooit. Ik kwam er in een andere omgeving terecht en voelde me er direct thuis niettegenstaande mijn pedagoog, Lucien Lauwers, mij voor de eerste lesdag al voorhield dat het er ernstig aan toe zou gaan. Het klikte meteen. Niet alleen met hem maar met quasi alle docenten en studenten. Waar Nederlands en spelling mij de das om deden in Turnhout, en ja ik durf ook nog wel eens een foutje schrijven, zou de leerkracht Nederlands, Fons Cruysberghs, na de eerste examens fier de leraarskamer binnengekomen zijn met de boodschap: "die Kris Van Dijck, gebuisd in Turnhout, is bij mij de eerste van de klas." Ik was vertrokken.

Het leukste was misschien wel het derde jaar. Waar de politiek in Brussel twee jaar eerder had beslist om van de twee jaar drie jaar te maken, begonnen we aan dat derde jaar als het ware met een onbeschreven blad. Wat gingen ze met ons doen? Veel stages, jawel, en een weekje Hockai in de Hoge Venen. En andere onderwijssystemen ontdekken in binnen- en buitenland. Het werd een wondermooi jaar. Dank u wel minister Coens. 

 

Sindsdien kijk ik anders naar onderwijs. De ommekeer was gemaakt. Het diploma volgde en na mijn legerdienst ging ik aan de slag. Eerst in Aarschot, daarna in Deurne waar het Heilig Hartinstituut, de school ook waar ik stages liep, mijn thuisbasis werd. In 1989 volgde sneller dan verwacht het schepenambt en toen ik zes jaar later burgemeester en parlementslid werd, was de trein helemaal vertrokken. Ik kon het niet laten om mijn vader met zijn woorden van een goede tien jaar eerder te confronteren. Maar eigenlijk had hij gelijk want een opleiding is belangrijk, wat je ook later worden wil.

 

In het Vlaams Parlement volgde ik 24 jaar de commissie onderwijs waardoor datgene waar ik een hekel aan had het leeuwenaandeel van mijn beroepsleven zou gaan worden. Door mijn eigen ervaring als kind wist ik hoe ik met kinderen moest omgaan die net zoals ik vroeger niet graag naar school gingen. Voor hen had ik toch wel een extra boontje. Dan van ouders horen dat zoon- of dochterlief nu toch graag naar school kwamen stemde me blij en fier want je zag dat dan ook aan hun resultaten. Hiermee voer ik geen pleidooi dat onderwijs alleen maar leuk zou moeten zijn. Leren is de essentie. Maar zonder welbevinden blijven resultaten uit. Zo simpel is dat.  

 

Daarom beste ouders en leerkrachten, als morgen de kinderen de weg naar de school terug moeten inslaan, steun hen met een warm hart. Zij verdienen het en hebben het nodig. Fijne zondag nog en morgen opgewekt naar school.  

 

Kris van Dijck

Dessel, 1 september 2024