Van de week gingen de dertigste Olympische Zomerspelen van start die officieel geboekstaafd staan als de drieëndertigste Olympiade. De Zomerspelen van 1916, 1940 en 1944 gingen om de gekende redenen niet door. Die hadden achtereenvolgens in Berlijn, Tokio en Londen moeten plaatsvinden.
De Olympische Spelen kennen hun oorsprong in de Griekse oudheid waar om de vier jaar de Griekse poleis (steden) in de plaats Olympos sportwedstrijden organiseerden ter ere van Zeus hun oppergod. Dat situeerde zich van 776 tot 392 voor Christus, bijna vier eeuwen lang. Naast die Olympische Spelen die veruit de belangrijkste waren, kenden de oude Grieken ook de Pytische, Korintische en Nemeïsche Spelen. Op de sporttakkenlijst stonden o.a. hardlopen, boksen, worstelen, discuswerpen, speerwerpen en verspringen maar ook paardenrennen. Alleen mannen mochten deelnemen en deden dat naakt. Geen preutsheid in die tijd, al moet ik er wel bij vertellen dat vrouwelijke toeschouwers vaak geweerd werden… Winnaars kregen veel aanzien en werden beloond met een olijfkrans en een kruik olijfolie. Dat was het.
Vele eeuwen later en met het herontdekken van de Griekse Oudheid werd in 1850 in Engeland de ‘Olympische Klasse’ opgericht en volgden enkele voorlopers van de huidige moderne spelen op een plein in Athene georganiseerd door de Griek Evengelis Zappas en in het Londense Crystal Palace enkele jaren later door William Brookes. Geïnspireerd door die nieuwe initiatieven bedacht de Fransman Pierre de Coubertin in 1890 dat een grootschalige herrijzenis van de Olympische Spelen mogelijk was. Zijn drijfveren bestonden uit de bevordering van een harmonieuze lichamelijke en geestelijke opvoeding van de jeugd en de versterking van de vriendschapsbanden tussen de volkeren. Hij was er van overtuigd dat de sportieve krachtmeting edelmoedigheid en ridderlijkheid bij de atleet zou aankweken evenals respect voor de prestatie van de tegenstander. Dat laatste kent spijtig genoeg weinig bijval; toch zeker niet bij supporters van voetbalwedstrijden. En die vriendschapsbanden tussen de volkeren laten ook vaak te wensen over.
Maar goed, Pierre de Coubertin werkte de ideeën van Zappas en Brookes verder uit en legde zijn plannen voor tijdens het eerste Olympisch Congres in Parijs in 1894. Er werd besloten tot de invoering van de moderne Olympische Spelen waarvan de eerste editie twee jaar later, in 1896, in Athene plaats zou vinden. Het internationaal sportgebeuren was daarmee geboren. En geef toe: kunnen wij nog een wereld inbeelden waar sport geen dominante plaats inneemt?
In de zomer van 1972 moest ik nog 9 jaar worden en de Olympische microbe had ons te pakken. Ook wij droomden van het podium, topprestaties en aanzien. Op het erf van Paul, de boerderij rechtover mijn grootouders, organiseerden wij onze eigen spelen. Onze broers Jo en Rob mochten ook meedoen. Om de hoop te vergroten en aangezien zij jonger waren dan wij verhoogde dat onze winstkansen. Medailles werden gemaakt van karton en zilverpapier en het lint bestond uit bindtouw. We liepen, renden, sprongen en fietsten op en rond de boerderij. Inspiratie vonden we op TV en de kleefboek Munchen 1972. Dat die spelen van ‘vrede en verbondenheid’ overschaduwd werden door een moorddadige terreuraanslag van Zwarte September op de Israëlische delegatie inclusief gijzeling ging grotendeels aan ons voorbij.
In 1976 volgden Montreal met onze Ivo Van Damme, zilver achter Juantorena op de 800m, en in 1980 Moskou dat geboycot werd door de Verenigde Staten en heel wat andere westerse landen wegens de Sovjet inval in Afghanistan. Zo begon ook ik te begrijpen dat politiek en sport geen gescheiden werelden zijn. Integendeel zelfs. De communistische landen maakten van het behalen van podiumplaatsen een gezagsargument om hun politiek systeem te prijzen en hadden daar alles voor over, inclusief doping en hormonen.
Bij de spelen van Berlijn in 1936 wilde Adolf Hitler en zijn Nazipartij uitpakken met de sterkte van het Arische ras maar kreeg een serieuze pad in de korf toen de legendarische zwarte Amerikaan Jesse Owens terug huiswaarts kon keren met vier maal goud en dit op de 100m, de 4x100m, de 200m en verspringen. Het was de nadien tot sportman van de eeuw verkozen Carl Lewis die dat overdeed bij de Zomerspelen van 1984 in Los Angeles die dan op hun beurt door de Sovjets geboycot werden. Poets wederom poets moet men daar in het Kremlin gedacht hebben al hebben sporters en hun supporters daar geen boodschap aan.
Vrijdagavond vond dan de openingsceremonie plaats. De felle regen als ook de sabotage van spoorwegen kon de pret en de grootsheid niet beletten. Niet in een stadion, maar het hele centrum van Parijs deelde in de vreugde met een botenparade op de Seine en een feeërieke Eifeltoren waar een herboren Celine Dion iedereen naar het hart greep. Toen ik in april in Parijs was (foto), was ik al getuige van de opbouw van wat het feest van de eeuw zou moeten worden. Zelfs de aankomst van de Tour de France moest er voor wijken.
Als lid van de commissie Sport van het Vlaams Parlement stelde ik op 8 mei mijn laatste actuele vraag aan minister Ben Weyts. Toen dit land in Londen 2012 slechts drie medailles haalde, kreeg de toen nog maar even aan het roer staande minister van Sport Philippe Muyters van een waarschijnlijk gefrustreerde oud minister van Sport een veeg uit de pan die hem zelfs vroeg ontslag te nemen. Echter, de goede weg was al even ingeslagen en resulteerde vier jaar later in zes medailles. Op de met één jaar uitgestelde Spelen van Tokio in 2021 werd er op zeven medailles afgeklopt. Minister Ben Weyts legde de lat nog wat hoger en hoopt op twaalf medailles.
De ongelukkige val van Lotte Kopecky op de spekgladde wegen van Parijs ten spijt zorgden Remco Evenepoel en Wout van Aert voor de eerste twee medailles. Goud en brons. Lotte krijgt nog herkansingen op de baan en op de weg. Als je Remco zag zweven is het duidelijk dat de weg naar eremetaal in een vliegende vaart is ingeslagen. We duimen voor nog meer eremetaal de volgende dagen. Supporter jij mee? Fijne zondag nog.
Kris van Dijck
Dessel, 28 juli 2024