In de nacht van woensdag op donderdag keurde het Vlaams Parlement dertien decreten goed waarbij in totaal achtentwintig gemeenten straks dertien nieuwe gemeenten vormen. Hiermee bekrachtigde het parlement de wil, uitgedrukt door de respectievelijke gemeenteraden, om een fusie aan te gaan. Zowel in mijn commissie Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering voor de paasvakantie als in de plenaire vergadering woensdag ll. gingen daaraan debatten vooraf inclusief hoorzittingen in de commissie. Elf nieuwe gemeenten worden gevormd doordat twee gemeenten fuseren en twee nieuwe gemeenten komen tot stand doordat drie gemeenten samengaan. Zo gaat het aantal gemeenten in Vlaanderen van 300 naar 285.

Het is de tweede legislatuur op rij dat een aantal gemeenten fuseren. Dit wordt hen mogelijk gemaakt doordat de Vlaamse decreetgever dit voorziet en de Vlaamse regering hiervoor bonussen geeft in de vorm van schuldovernames.

 

Dat gemeenten fuseren heeft een aantal redenen en er zijn een beperkt aantal voorwaarden aan gekoppeld. Een voorwaarde is bijvoorbeeld dat de gemeenten aan elkaar moeten grenzen. Logisch zal je zeggen. Vergeet evenwel niet dat er in dit land gemeenten zijn die territoriaal gespreid liggen. Baarle Hertog bijvoorbeeld met Zondereigen vast aan het Vlaams Gewest maar verder de belangrijkste delen van de gemeente en het echte centrum als een aantal enclaves in Nederland. Of Elsene in het Brussels Gewest dat in twee gedeeld wordt door de Louisalaan die tot het grondgebied van Brussel stad behoort. De redenen om te fuseren zijn van verschillende aard. Wat ik zeer belangrijk vind is dat de gemeenten autonoom beslissen. Het zijn vrijwillige fusies, geen opgelegde.

 

Dat er gefuseerd wordt heeft dus verschillende redenen. Ik geloof nooit dat het alleen de schuldovername is die als een wortel voorgehouden wordt en gemeenteraden over stag doet gaan. De redenen liggen dieper en ik ga er van uit dat de lokale politici die keuze ook weloverwogen maken.

 

Gemeenten krijgen steeds meer opdrachten te vervullen. Niet alleen vanwege andere overheden, provincie, gewest of land. Zeker ook vanwege de samenleving op zich; de burger, de ondernemer, het verenigingsleven,... Ik heb in de 35 jaar dat ik in de Desselse gemeenteraad zit enorm veel zien veranderen. Het was een evolutie die toen ook al aan de gang was. Vrije tijd, sport, cultuur, jeugdvereniging, de gemeente deed nauwelijks iets. Sindsdien schoot de infrastructuur, die steeds maar duurder wordt naar bouw en exploitatie, als paddenstoelen uit de grond. Voet- en fietspaden werden voor de jaren zeventig nauwelijks aangelegd en moesten dus ook niet onderhouden worden.

Het begeleiden en opvangen van mensen die het moeilijk hebben. Of de gemeenten die als eerste in de bres sprongen bij calamiteiten als de coronapandemie of bij de opvang van Oekraïense oorlogsvluchtelingen.

Heel de rompslomp omtrent  omgevings-, exploitatie- en uitbatingsvergunningen met de daaraan gekoppelde adviesvragen en handhaving achteraf. Keuren van woningen op leefbaarheid en veiligheid. Ontkoppelde rioleringen voor vuil- enerzijds en regenwater anderzijds. Green en Blue Deals. Allemaal nieuw.

Je kan nog nauwelijks iets opnoemen of het lokaal bestuur is er bij betrokken en behoeft dus steeds meer investeringen of een steeds grotere personeelsinzet. Erger, ook als het geen taak is van de gemeente verwacht men toch actie. Dan een ‘neen’ zeggen wordt dan nog vaak gekapitteld als het ontlopen van verantwoordelijkheden. Ten onrechte weliswaar.  

 

Aan al die taken, opdrachten en verwachtingen hangt een prijskaartje. Gemeenten krijgen van Vlaanderen middelen via het gemeentefonds. Niet elke gemeente krijgt daarvan evenveel. Niet elke Vlaamse burger wordt op dezelfde manier betoelaagd. Veel hangt af van de grootte van de gemeenten of stad. Haar opdracht al dan niet als centrum stad of gemeente. Kleine gemeenten moeten het dus met minder doen. De toelage uit dat fonds groeide de voorbije tien jaren steeds met 3,5% op jaarbasis. We zijn Vlaanderen daar dankbaar voor. Maar verder moeten ze zelf voor de inkomsten zorgen: percentage op de personenbelasting, opcentiemen op de onroerende voorheffing, allerlei andere belastingen en retributies. Voor de ene gemeente liggen daar andere opportuniteiten dan bij anderen, vaak gekoppeld aan de aanwezige industriële activiteiten. Zo heeft Dessel met de zandontginning en opslag van nucleair afval extra inkomsten die ons het hoofd boven water doet houden.

 

Elke stad of gemeente heeft zo haar eigen uitdagingen en beperkingen. Een verantwoordelijk bestuur kijkt dan hoe ze haar burgers het best kan dienen en trekt daar haar conclusies uit. Niet altijd eenvoudig. Sommigen kiezen dan voor een fusie om de krachten te bundelen. Ik kan dat alleen maar respecteren.

Voor hen die vrezen dat daardoor de eigenheid van hun dorp verdwijnt, waar ik kan inkomen, wens ik toch ook het volgende op te werpen. Ik denk immers niet dat een fusie op zich veel verandert aan hoe een lokale gemeenschap zich voelt of manifesteert. Ik denk dat omdat ik kleine gemeenschappen zie die nooit een autonome gemeente geweest zijn en toch die eigen identiteit hebben en koesteren. Voor mij zeer nabij: Witgoor. Een deel van Dessel met een eigen dorpskern, kerk, school, voetbalclub, jeugdverenigingen en verenigingsleven. Het is een hechte gemeenschap met een eigen identiteit waar ze immens fier op zijn en wiens kleuren geel en groen ze trots dragen. Of de deeldorpen in Mol: Rauw, Ezaart, Sluit, Achterbos, Millegem,… In Geel: Bel, Larum, Winkelomhei,… Voorbeelden van hechte gemeenschappen die nooit een autonome gemeente waren en toch een identiteit hebben.

 

Wat voor mij in dit alles primeert is dat gemeenten autonoom beslissen. Dan is het ook niet meer dan normaal dat het Vlaams Parlement de wil van de verschillende gemeenteraden inwilligt. Wat donderdagnacht ook geschiedde. Ik wens de nieuwe gemeenten, hun bestuurders, medewerkers en burgers het allerbeste toe. Fijne zondag nog.

 

Kris van Dijck

Dessel, 21 april 2024