Europees Parlementslid / Burgemeester
Kruimelpad
Bruges are winning
Elke zondag belicht ik een onderwerp dat me de voorbije week opviel…
Bruges are winning…
Vandaag, met straks de topper Anderlecht – Club Brugge in het verschiet, toch eens een column weiden aan het voetbal. Zoals op de zitjes van Camp Nou in Barcelona in koeien van letters geschreven is: “mes que un club”, geldt dat zeker ook met mij en mijn verbondenheid met… Club Brugge… Het is iets dat menig voetbalsupporter zal herkennen; of je hart nu blauw-zwart, rood-wit, geel- of wit-groen dan wel paars is, een voetbalclub betekent meer dan het voetbal op zich. Het is een levensstijl… Sommigen zullen daar smalend over doen, maar de ware supporter zal me begrijpen, het zeker onderkennen en onderschrijven.
Ik weet niet hoe oud ik was, toen mijn vader zaliger me mee naar het Dessels voetbal nam. Van in de kantine, achter de goal zag ik de lokale vedetten optreden: Jef Cauwenbergs, Jef Ruts, Jos Weyts, Hugo Van Hout, Theo Staes,… plaatselijke jongens die het Dessels voetbal, toen nog in de voetsporen van Witgoor Sport, vanuit het provinciaal voetbal in record tijd naar derde nationale brachten.
In 1971 speelde een selectie van in Dessel wonende voetballers, uitkomende voor dorpsgenoot Witgoor of Dessel Sport, naar aanleiding van 700 jaar Dessel tegen het grote Anderlecht met Leen Barth in goal en vooraan Robby Rensenbrink en Paul Van Himst. Ik zie het nog voor mijn ogen: 1-8. Een deel van de foto’s in het voetbalplakboek 1971-1972 werden trouwens in Dessel gemaakt. De Desselaars die dit lezen moeten maar eens goed kijken. https://thevintagefootballclub.blogspot.com/2011/06/rsc-anderlecht-1971-...
Een paar jaar later, ik moet tien jaar geweest zijn, trokken we in een aanpalende kleedruimte, een platen kot, tussen het A- en B-terrein onze voetbalschoenen aan om de voormatch te spelen. Wij mochten opdraven voordat het eerste elftal aantrad. Dan hadden de vroeg opkomende supporters al wat te bekijken. Ja, toen kwamen zelfs in Dessel, en toch zeker bij de derby’s tegen dorpsgenoot Witgoor, duizenden supporters naar de Lorzestraat afgezakt. Een deel van ons speelde de eerste, een ander deel de tweede helft. Ik speelde liefst de tweede. Dan waren er al wat meer toeschouwers.
Met op internaat te gaan slabakte mijn interesse voor voetbal. Als kleinste van de klas ging ik een sport kiezen die me op het lijf geschreven was… Basketbal. Van talentdetectie was toen nog geen sprake, want welke talentscout zou een dertienjarige van amper anderhalve meter groot naar het basketveld sturen? Nu ja, ik amuseerde me er bijna tien jaar rot. En ik moet toegeven, het voetbal bleef toch steeds als een waakvlammetje branden. Mijn broer Rob was keeper en keek op naar Jean-Marie Pfaff - welke jeugdkeeper niet toen? – en wist onze ouders te overhalen om zijn voetbaluitrusting in de sportwinkel van Jean-Marie op de markt in Beveren aan te kopen. Eén keer reed ik mee...
In diezelfde periode nodigde mijn klasgenoot uit Berchem, Peter Huyghe, me uit om eens mee te gaan naar Club Brugge – Beveren op Olympia. Ik had nog nooit een echt voetbalstadion van buiten, laat staan van binnen, gezien. Indrukwekkend. Vertrokken met wat sympathie voor Beveren, omwille van Jean-Marie natuurlijk, die wegens een blessure niet speelde, groeide mijn interesse voor Club. Versterkt door twee factoren. Dat mijn vriend Koen Vos, al voor Club en Retienaar Julien Cools supporterde en ik na de match aan de toog van de Gondola, nu Olympos, mijn colaatje nuttigde naast Club-speler Eddy Krieger. Dat aan de overkant van de straat mijn huidige echtgenote woonde, kon ik toen nog niet vermoeden. Een kleine wereld waarin we leven…
In ieder geval, het zaadje was gepland. Of moet ik schrijven: de microbe had me te pakken. De afstand naar Brugge was de eerste jaren nog te groot, maar eenmaal een rijbewijs op zak en een eigen auto was het hek van de dam. Memorabel werden de terugwedstrijden in de Europese campagne van 1987-1988. Om vijf uur vertrekkend uit de kazerne in Leopoldsburg waar ik mijn legerdienst vervulde om net op tijd in het stadion te zijn. Des te groter het verlies in de heenwedstrijd, des te euforischer we waren wanneer dat thuis rechtgezet werd. Club – Dortmund bijvoorbeeld: 5-0. Wie vergeet het? Het was pas in de halve finale dat we er uit gingen. Op Espanyol. Ja, eerst thuis en dan pas uit, het was niks voor ons. En zie: ik schreef onbewust “niks voor ons”. Dat is het sterke aan een voetbalsupporter. Het is “ons”. “Wij” hebben gewonnen en “wij” hebben verloren. Dat is de ware spirit.
Doorheen de jaren leerde ik ook steeds meer Club mensen kennen. Supporters, oud-spelers, oud-trainers, bestuursleden, betrokkenen en de steun die ik mocht ervaren toen het voor mij moeilijke dagen waren. Het gevoel deel te zijn van een grote, warme familie. Wie herkent het niet? Maar waar ik dit bejubel wil ik evenzeer mijn afkeer ventileren naar hen die hun clubliefde omzetten naar haat tegen anderen. Naar voetbalsupporters wiens hart bij hun ploeg ligt. Heb daar toch respect voor. Hoe komt het dat in het voetbal zoveel haat heerst naar een tegenstrever toe. Je hebt die net nodig om je spelletje te kunnen spelen. Je tegenstrever is een noodzaak. Behandel hem ook zo. Scheiding van supporters? Ik gruw er van. Apartheid achter hoge hekken, draad of glas. Ik moest ooit mijn sjaal afgeven aan een politieofficier omdat ik in een “neutraal” vak zat bij een bekerfinale tegen Anderlecht op Sclessin. Niemand die er in mijn omgeving aanstoot aan gaf. Toch kon ik kiezen: sjaal afgeven of het stadion verlaten. Nou moe. Bovendien verloren we nog ook…
Een lange inleiding om toch ook mijn bewondering uit te spreken voor wat Club de voorbije weken neerzette. Ik zat achter het doel thuis tegen Atletico. Drie kansen: twee doelpunten, 2-0. Vier dagen later zat ik nagenoeg op dezelfde plek tegen Westerlo wanneer geen enkele doelpoging verzilverd werd en de enkele tegenprikken voor een 0-2 verlies zorgden. Tweemaal gingen we na een Europese glansprestatie de boot in. Op Standaard was het mijns inziens gewoon niet goed. Tegen Westerlo roep ik pech in. Die wedstrijd mag je honderd keer spelen… Om dan de voorbije woensdag opnieuw te stunten. Vier matchen op het hoogste niveau en als enige geen goal tegen. Beresterk met een Mechele die niet op het speellijstje van Martinez geraakt en een muur van een Mignolet.
Als Club er nu staat, tussen de groten, heeft het dat te danken aan een sterk beleid. Bart, Vincent en hun medewerkers krijgen vaak veel kritiek, maar ze doen het toch maar. In eigen land geroemd worden is atypisch voor onze aard. Stap voor stap timmeren ze echter verstandig aan de weg en er oog voor hebbend dat Club meer is dan een club. Met o.a. Club Foundation een plaats innemen in de samenleving, eer betonen aan overleden Club-supporters, enz.
Ja, ik ben fier op mijn club. En die fierheid wens ik elke voetbalsupporter voor zijn ploeg toe. Fier op jezelf, fier op je ploeg, én met evenveel respect voor je tegenstrever. Dan pas is voetbal een feest; een toonbeeld voor de hele samenleving. Fijne zondag nog.
Kris van Dijck
Dessel, 16 oktober 2022