Europees Parlementslid / Burgemeester
Kruimelpad
Kabul - Dessel
Elke zondag belicht ik een onderwerp dat me de voorbije week opviel…
Kabul-Dessel
Doordat ik zeilen was, zag ik pas maandagochtend dit (geanonimiseerd) bericht: “Dag Kris, sorry voor het storen op een zondagavond. Ik wilde jou namelijk dringend informeren over het feit dat Z, een vrouw van X jaar uit Dessel momenteel vast zit met haar 2 kleine kinderen in Afghanistan. Ik ben deze voormiddag bij haar man geweest in de (straat) in Dessel. Die man is gewoon radeloos. Kan jij als burgervader van Dessel deze Desselaars helpen? Kan ik morgen of zo eventueel langskomen met de man om samen te bekijken hoe we de vrouw en kinderen terug naar Dessel kunnen krijgen? Alvast dank voor een spoedige reactie.”
Ik lees op de sociale media (nu ja sociaal…) ook reacties over Belgen of Afghanen met een Belgische connectie die zich in Afghanistan bevinden in de zin van: ze gingen terug naar daar, dat ze hun plan trekken. Akkoord, ik stel me bij die terugreizen, of hoe je ze ook mag noemen, ook kritische vragen. Waarom terug gaan, als je weet dat er gevaar dreigt? Je vluchtte toch net weg uit dat gevaarlijk land… Misschien kruipt het bloed feller naar waar het niet gaan kan, dan dat wij gepamperde westerlingen denken. Anderzijds hebben wij, Westerlingen, al twintig jaar de controle over het merendeel van het land en sturen we recente asielzoekers terug wegens “geen dreiging”. Van twee dingen één is dan ook weer een element om begrip op te brengen voor familiebezoeken…
Enfin, ik kan tal van redenen bedenken en afwegen om niet te handelen. Om de noodkreet niet te beantwoorden. Echter… Stellen we dezelfde vraag bij de verstokte roker die longkanker krijgt? Weigeren we hem een medische behandeling met het argument: eigen schuld, dikke bult? Of zenden wij geen ambulance uit als een wegpiraat tegen een boom aan knalt? Ethisch kan ik niet anders dan handelen en helpen. Dat is mijn plicht. Vind ik. Desselaars in nood dienen geholpen te worden. Punt aan de lijn.
Vluchtelingen… Er wordt zoveel over gezegd en geschreven. Een mens kan duizend-en-één-reden bedenken om te vluchten: oorlog en vervolging, maar evenzeer economische radeloosheid. Pure armoede en ellende waaruit je geen uitkomst ziet. En zo kennen we de beelden van mensen die zonder have of goed de weg, of de zee opgaan. Terwijl ze het beetje dat ze hadden aan mensensmokkelaars overdragen, of openstaande rekeningen creëren die ze nadien in lengte van jaren moeten terugbetalen. Mensen die vervolgens op alle mogelijke vlakken uitgebuit worden en in regelrechte West-Europese slavenhandel belanden. Ja, het bestaat. Een verdoken zwarte economie. Daarom alleen al, om die uitbuiting tegen te gaan, is een streng en rechtvaardig migratiebeleid noodzakelijk.
Vluchtelingen… Ik ben er zo vaak mee in contact geweest. Beginnende bij de familieverhalen. Van mijn overgrootvader bijvoorbeeld. Die tijdens de Eerste Wereldoorlog jaren verstoken bleef van vrouw en kinderen, in een vluchtelingenkamp in Nederland. Het neutrale Nederland waar duizenden Belgen onderdak vonden. Het mag wel gezegd dat na 11 november 1918 en hun terugkeer, de Nederlandse overheid parmant de rekening achterna stuurde…
Of mijn grootmoeder zaliger, die met mijn moeder boven op de bagagedrager, in mei 1940 al fietsend de weg naar het Westen inzette. Daarbij net voor het exploderen van de bruggen over de kanalen door genietroepen dacht veilig te zijn, want aan die kanalen had het Belgisch en Franse leger defensielijnen opgetrokken. Tevergeefs bleek snel. Dan maar verder via Geraardsbergen richting Frankrijk. Tot in Poperinge. Niet verder, en gelukkig maar, als je achteraf verneemt hoe deze vluchtelingen, onze mensen, in Frankrijk behandeld werden…
Of mijn eigen ervaringen met vluchtelingen tijdens de Bosnische oorlog, begin jaren negentig van vorige eeuw. Waarbij we twee gezinnen opvingen in Dessel, na ze via Zaventem binnengeloodst te hebben. Vluchtelingen die Nederlands leerden en die bij één van de vele staakt-het-vurens terug keerden. Ja, de oudste onder hen, voerden we zelf terug Een rit van Dessel, langs oorlogsgebied naar Konjic, halverwege Mostar en Sarajevo. De levenslange vriendschap die ontstond. Het tot weerziens dat daaruit volgde en de woorden van dankbaarheid van Samka: “Kris, als er ooit oorlog komt in België, ben je hier altijd welkom…”
Neen, de toestand in Afghanistan is niet te vatten. Twintig jaar van Westerse inspanningen om een regime op de poten te krijgen, een leger te vormen en te trainen, is met het terugtrekken van de Westerse mogendheden als een kaartenhuisje in elkaar gevallen. In een ware Blitzkriegstijl nemen enkele tienduizenden Talibanstrijders het roer over en vlucht én regering én regulier leger van enkele honderdduizenden soldaten. Met open mond staan we er naar te staren. Er rest ons twee zaken. Eén: bescheidenheid aan de dag leggen, dat een regime, een politiek model opleggen, blijkbaar niet kan. Niet gewenst is. Niet werkt. Wat niet de volheid van draagkracht heeft, is gedoemd ineen te storten. En twee: redden wie er nog te redden valt.
Ik zag het bericht een goede twaalf uur na verzending en liet de meldster met mijn medewerkster contact nemen. De gemeentediensten werden ingelicht en schoten aan het werk. Zelf pleegde ik in het zog daarvan een telefoon naar Buitenlandse Zaken waar ik zeer correct en dienstig verder geholpen werd. Door een intens samenspel van familie en betrokken vrienden. Door een adequaat handelen van onze lokale medewerkers. Door het openleggen van lijnen naar de ambassade in Islamabad en Buitenlandse Zaken in Brussel waarbij alle nuttige en relevante info overgemaakt werd. Door, wat ik nog niet exact weet maar wel sterk vermoed, moedig handelen van de dame in Kabul zelf. Door dat alles kreeg ik gisteren het verlossend bericht: “ze zitten op het vliegtuig naar Amsterdam, dus gelukt.” Bij de eersten die gerepatrieerd werden… En nu, terwijl ik dit schrijf op deze zondagochtend, liggen ze veilig in hun bed. In hun en ons Dessel. Sterk!
Kris van Dijck
Dessel, 22 augustus 2021