Europees Parlementslid / Burgemeester
Kruimelpad
Zorgzame buurten
Elke zondag belicht ik een onderwerp dat me de voorbije week opviel…
Zorgzame buurten
Donderdagnamiddag was ik samen met Hafsa, hoofd van onze Afdeling Welzijn binnen Lokaal Bestuur Dessel, aanwezig op de startdag ‘Zorgzame Buurten’ in Sint-Gillis, Brussel.
Zorgzame buurten? Hoor ik je vragen. In een zorgzame buurt zijn de voorwaarden vervuld opdat mensen, ongeacht hun leeftijd, ongeacht de zorg die ze nodig hebben, comfortabel in hun woning of vertrouwde buurt kunnen blijven wonen. Een plaats waar mensen elkaar kennen, zorg dragen voor elkaar en zich geborgen weten.
Eigenlijk zou dit de evidentie zelve moeten zijn. Maar dat is het niet. Zeker niet in steden of buurten waar een groot verloop van bewoners plaatsvindt. Niemand treft daarin schuld an sich. Zeker niet. Maar geef toe. Vaak kennen we onze buur niet. Laat staan zijn of haar zorgen en noden. Het gezegde: beter een goede buur dan een verre vriend, is al te vaak een lege doos geworden. Dermate dat we om dat opnieuw in gang te krijgen, het een beleidsoptie is van lokale besturen om daar op in te zetten. Dessel neemt die handschoen graag op.
En dat ik voor zoiets gevoelig ben? Ja, dat ben ik. Het doet me herinneren aan de campagne die we in Dessel ondernamen naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen in 2006. Doorgaand op onze campagnelijnen van betrokkenheid en iedereen telt mee, legden we de nadruk op elkaar ontmoeten. Een eerste voorwaarde om elkaar te leren kennen en zorg te dragen voor elkaar.
Tientallen oude stoelen werden verzameld en geel geschilderd. Deze stoelen sierden de voortuintjes of stonden naast de voordeur van onze kandidaten, bestuursleden en sympathisanten. Het was een uitnodiging: kom buiten, zet je, praat met je buur, maak het gezellig, ontmoet elkaar. De uitgestoken hand werd aanvaard en met ruim 51% van de stemmen, goed voor 11 van de 19 zetels in de gemeenteraad, konden we opnieuw aan de slag.
Maar terug naar onze ‘Zorgzame buurten’. Met een projectoproep nodigde de Vlaamse overheid lokale besturen, eerstelijnszones en welzijns- en zorgorganisaties uit om het tij daadwerkelijk te keren. 165 voorstellen uit Vlaanderen en Brussel werden ingediend, wat finaal resulteerde in 133 goedgekeurde projecten.
In Dessel luidt ons project ‘Brasel Bruist!’. Brasel is een wijk die een ware metamorfose ondergaat. 8% van de Desselaars woont er en ruim één vierde van de inwoners is ouder dan 65 jaar. Binnen de wijk bevinden zich ook vele sociale woningen die grondig gerenoveerd worden, dan wel gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Straten worden verlegd en nieuwe publieke voorzieningen zien het licht.
Maar meer nog dan stenen moet een buurt een levend, bruisend organisme zijn. Daar zetten we met ‘Brasel Bruist!’ op in. Ondersteunend en niet alleen voor de mensen, maar meer nog met de mensen. Begeleiden en ondersteunen en de zelfredzaamheid doen toenemen. Dames uit de wijk hebben er een weggeefwinkel, een buurthuis komt tot leven, een lokaal dienstencentrum staat in de stijgers en dit grenzend aan één van de mooiste sportparken van het land, al zeg ik dat laatste zelf. Alles is in gereedheid gebracht om Brasel te doen bruisen waarbij velen, al dan niet op vrijwillige basis, de handen uit de mouwen steken.
Maar verder denkend in die thematiek van zorgzame buurten denk ik ook nog aan iets anders. Met de oorlog in Oekraïne stijgen niet alleen de brandstofprijzen. Ook de grondstof- en voedselprijzen klimmen naar ongekende hoogten. Ik ben van nature geen pessimist en mijd het doemdenken, maar helemaal gerust ben ik er niet in. Zeker die verhoogde voedselprijzen op de wereldmarkt zal voor grote bevolkingsgroepen, in bijzonder in de armste landen, tot drama’s lijden. Wij, westerlingen, dreigen met onze gulzigheid niet alleen de kaas maar heel de boterham van anderen op te souperen. Laat er bovendien geen twijfel over bestaan; de prijzen in onze winkelrekken zullen de dans niet ontspringen. En ja, bij voedsel denken we alleen aan de supermarkt maar zelden aan de producent van al dat lekkers… De land- of tuinbouwer. Terwijl we zelf ook iets kunnen doen.
Waar is de tijd dat elk tuin zijn moestuin had. Een plek waar aardappelen gepoot, worteltjes, erwtjes, sla, radijsjes, kolen en zoveel meer gekweekt werden. Waar kippen de keukenresten opaten en in ruil ons van scharreleitjes voorzagen. Zelfs mijn grootouders, mijn grootvader was elektricien en moemoe deed de winkel, hadden er één. Ook ik had samen met mijn jeugdkameraad zo een paar vierkante meters groentetuin waar we zorg voor droegen. Zaaien, water geven, onkruid wieden en tot slot oogsten. En lekker dat die groenten waren. Het gedacht alleen al dat die groenten van ons waren deed de eetlust toenemen.
Daaraan moet ik denken als ik braakliggende perceeltjes zie liggen in onze dorpen en tuinen die enkel bestaan uit sierheesters en gazon. Veel gazon. Ja, ook ik ben op latere leeftijd in het zelfde bedje ziek, want ieder van ons kan, en toch zeker in de dorpen op den buiten, een beetje zijn eigen korte keten kweken. We hoeven dat ook niet alleen te doen. Dorps- en of stadstuintjes, inclusief de kippen, waar we samen verantwoordelijkheid voor dragen en de vruchten van plukken. Ook een vorm van zorgzaamheid én zelfredzaamheid.
Utopisch? Misschien wel. Maar geef toe. Is er ooit iets verwezenlijkt dat niet uit een droom ontsproot? Het overwegen waard, neen? Fijne zondag en draag zorg voor je buurt, voor elkaar.
Kris van Dijck
Dessel, 27 maart 2022