Europees Parlementslid / Burgemeester
Kruimelpad
Het verleden herinneren in de toekomst
Elke zondag belicht ik een onderwerp dat me de voorbije week opviel…
Het verleden herinneren in de toekomst
We maken afval dat gevaarlijk is. Zo gevaarlijk dat we het ver moeten wegbergen, weg van mens en leefmilieu. Zo gevaarlijk ook dat het binnen duizenden jaren nog gevaarlijk is. Hoogradioactief, langlevend nucleair afval. Ja, voor die uitdaging staan we. En heel veel wetenschappers van welke discipline ook (ingenieurs, geologen, sociologen,…), buigen zich daar wereldwijd over.
Midden deze week vond in ons communicatie- en informatiecentrum Tabloo een driedaags congres plaats van de OESO en NEA (Nucleair Energie Agentschap) onder de titel: Remembering the Past in the Future – Building Awareness of Radioactive Waste Repositories Together. Deelnemers van over de gehele geïndustrialiseerde wereld bogen zich over de vraag hoe we er nu voor kunnen zorgen dat men binnen honderden, ja duizenden jaren nog weet wat het afval is en waar het zich bevindt.
Tijd is een ongelofelijk boeiend begrip. Nu is nu en terwijl ik nu schrijf of lees is het al verleden tijd. Is het al voorbij. Over het verleden kunnen we veel terugvinden. Dat gaat van opgravingen, overgebleven monumenten, gebouwen of ruïnes, musea, geschriften, afbeeldingen tot van recentere datum foto’s en film. Het zijn vaak de glorierijkste monumenten of gebouwen die ons vertellen over vroegere culturen: de piramiden in Egypte en Mexico, de Akrapolis in Athene, het Colosseum in Rome. Stuk voor stuk wereldwonderen die ons doen zien dat er beschavingen waren. Maar er zijn ook de zogenaamde verdwenen wereldwonderen. We kennen ze uit geschriften. Maar bestonden ze ook echt? De hangende tuinen van Babylon, de Pharos van Alexandrië, de Kolos van Rhodos,…
Tijd kan ook gebruikt worden om afstanden te meten. Lichtjaren bijvoorbeeld. De afstand die het licht aflegt in de tijdspanne van een jaar. In de ruimte reist het licht tegen een snelheid van 300.000 km per seconde. Dat is op een jaar ongeveer 9.460.000.000.000 kilometer. Onze dichtstbijzijnde ster is de Proxima Centauri, 4,24 lichtjaren van ons verwijderd. Met onze huidige techniek in de ruimtevaart zou het 75.000 jaar duren om er naar toe te reizen. Begin er maar aan. Het zijn onwezenlijke begrippen. Terugdenkend in onze tijd; 75.000 jaar? Onze voorvaderen zitten nog in de oude steentijd…
En zo zijn we met een kleine omweg terug bij onze tijd gekomen. Die 75.000 jaar is onwezenlijk, maar dat nucleair afval dat we nu maken en zoals het in de huidige vorm er uit ziet, is 300.000 jaar gevaarlijk. Dat is vier keer langer dan dat onze reis naar Proxima Centauri zou duren. Dus laat ons onze voetjes maar even op de grond houden en onze aardse problemen aanpakken.
De concepten die men nu toepast of wil toepassen is het bergen van dit afval in diepe aardlagen. Graniet-, zout- of kleilagen, het wordt allemaal onderzocht. Dat is één ding. En in de veronderstelling dat we locaties vinden en kunnen bouwen, wat op zich al een immense opdracht is, dient zich een tweede uitdaging aan. Daarover ging dus het congres. Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat de mensen, als er nog mensen zijn, dan wel andere “soorten” binnen tienduizenden jaren weten dat dit afval op die locatie zit en dat je er met je pollen af moet blijven? Of, dat men er zich rekenschap van kan geven van wat er in de grond zit en dat dit misschien wel met de technieken en wetenschappen die men op dat moment heeft als een bruikbare grondstof kan herkennen. We moeten dus duurzame boodschappen geven die de tand des tijds doorstaan en die verstaanbaar gaan zijn voor een tijd waarin waarschijnlijk onze talen niet meer bestaan… Of toch niet in de vorm zoals wij die nu kennen. We moeten dus over culturen en beschavingen heen denken. Boeiend, neen?
Terug naar onze tijd. Wij spreken over voor en na Christus als ijkpunt en bevinden ons in het jaar 2022 na Christus. Dat jaar is zo lang als de tijd die de Aarde nodig heeft om rond de zon te draaien. 365 dagen dus en om de kleine fout te corrigeren, want de Aarde doet er iets langer over, gingen we om de vier jaar een schrikkeljaar invoeren. Andere culturen hebben andere tijdsberekeningen. De Chinezen bijvoorbeeld. Die zijn beginnen tellen bij de kroning van de eerste Chinese koning. In onze tijdsrekening 2.697 voor Christus. Bovendien is bij hen een jaar niet zoals bij ons. Zij tellen een maanjaar. De twaalf omwentelingen die de maan om de Aarde maakt en dat zijn ongeveer 354 dagen. Hun jaar is 11 dagen korter dan het onze.
Op basis waarvan gaan we te kennen kunnen geven dat we nu, in de eenentwintigste eeuw, dat afval geborgen hebben en te kennen geven hoe lang dit geborgen moet blijven? Wie kan garanderen dat binnen 5.000 jaar, of later nog, de geboorte van Christus nog het ijkpunt van tijdrekenen is? Onze tijdsrekening botst dus op haar limieten. Zo leerde ik van de week dat er nog anders kan gemeten worden. Ik ga terug naar onze kosmos. Een ijkpunt zou kunnen zijn het moment dat zon, Mercurius, Venus en Aarde alle vier netjes op één rij staan. Dit komt slechts om de zoveel jaar voor en kan je vaststellen doordat er dan twee schaduwvlekjes op de zon waar te nemen zijn (onze twee buurplaneten). De juiste ritmiek daarvan kon ik niet achterhalen maar zou toch slechts plaatsvinden om de zoveel duizenden jaren.
Gedacht wordt ook aan het markeren van de plaatsen van berging door middel van opmerkelijke gebouwen die tijden doorstaan en een boodschap meegeven. In de vorm van hiërogliefen bijvoorbeeld en met universele symbolen. Zoek maar eens een gevaarteken dat in een andere cultuur ook gevaar aanduidt. Om maar te zeggen dat het allemaal hele uitdagingen zijn.
Tot slot; van de week klopte de federale regering af dat het Hoogradioactief kernafval in de diepe ondergrond moet geborgen worden. In principe toch schreef De Tijd er bij. Hiermee werd een voorbereidend proces van jaren afgerond en start de veel moeilijkere opgave; met name het vinden van een locatie. Ervaring leerde ons dat niet alleen de ondergrond de keuze zal bepalen, maar ook de maatschappelijke aanvaarding. Dat proces kan nu starten.
Het bergen zal dus nog niet voor morgen zijn. Ook niet omdat dit afval nog warmte afgeeft en nog een hele tijd bovengronds zal moeten afkoelen. Ik bedoel dan de gebruikte brandstofelementen van Doel en Tihange die op hun sites opgeslagen staan. Vraag is ook hoe onze kennis evolueert. Wordt dit afval nog bruikbaar, of kan het ons nog te nut zijn, voor we het bergen? Of moeten we het dan nog bergen? Voor het verglaasd afval dat hier bij ons in Dessel opgeslagen zit, bestaat mijns inziens geen weg terug. Maar je weet nooit.
Over Dessel en Tabloo gesproken; zo dadelijk ben ik terug te vinden in onze Expoo waar ik samen met andere vrijwilligers naar aanleiding van de Dag van de Wetenschap tekst en uitleg geef over hoe wij het maatschappelijk traject doorliepen om het laagactief en kortlevend afval in Dessel te bergen. Tot straks? Maar sowieso een fijne zondag gewenst.
Kris van Dijck
Dessel, 27 november 2022