Europees Parlementslid / Burgemeester
Kruimelpad
Laat ons een boom...
Elke zondag belicht ik een onderwerp dat me de voorbije week opviel…
Laat ons een boom…
Begin dit jaar nam ik me voor elke zondagochtend een stukje te schrijven. Gisteren hoorde ik op de radio dat 80% van de mensen die met voornemens het nieuwe jaar instappen deze al na enkele dagen moeten opbergen en dat slechts een handvol dat wel volhoudt. Bij deze, beste lezer, na gestart te zijn op 10 januari 2021 mijn eenenvijftigste pennenvrucht. Opdracht volbracht.
De voorbije week woonde ik voor de zevenentwintigste keer de begrotingsbespreking bij in het Vlaams Parlement. Geen gemist sinds december 1995. De eerste keer, ik herinner me het nog goed, mocht ik nog niks zeggen. Behorende tot een groep ervaren rotten, was het voor de jongeling, luisteren en leren. Tijden zijn veranderd. En dat mag. Al hoor ik soms ook wel heel wat zottigheden uitkramen. Na die leertijd beklom ik vaak het spreekgestoelte. Als fractieleider binnen de meerderheid bijvoorbeeld, maar ook om oppositie te voeren. Dat laatste ging me minder goed af. De aard van het beestje zeker. Woensdag kreeg ik vijf minuten om mijn punt te maken rond Binnenlands Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen. Maar daarover ga ik het nu eens niet hebben.
Ik volgde met aandacht de debatten van 9 uur in de ochtend tot even na 2 ’s nachts en ééntje sprong er tussen uit waarbij ik op mijn tanden moest bijten om niet tussen te komen. Voor de goede verstaander, tussenkomen op thema’s waarop andere fractiegenoten zich profileren, dat doe je niet. Al is het ook maar dat je die dossiers niet zo goed kent en geen flaters wil slaan die niet alleen jezelf maar ook de groep schade toebrengen. Tijdens de zitting doe je dat dus niet. Wel in een zondagse column. Weg van het gewoel in het plenair halfrond.
Waarover ging het? Over het bosarsenaal dat Vlaanderen rijk, of niet rijk is. Voor de ene zijn we goed op weg om meer bos te creëren, voor de andere halen we de doelstellingen niet. De gemoederen kunnen dan fel te keer gaan. Niet alleen in het parlement. Als het over bossen en bomen gaat, kunnen mensen zeer emotioneel reageren. De boom voor de eigen deur is hinderlijk, laat in de herfst zijn bladeren vallen en kan dus niet snel genoeg weg. Maar het bos van een ander dat gerooid wordt is dan weer een regelrechte schande. Ja, een verhaal met vele kanten.
Het aantal hectaren bos in Vlaanderen wordt geschat op 140.279. Dat is 10% van Vlaanderen. Minister Zuhal Demir (N-VA) wil deze legislatuur 4.000 ha extra bos aangelegd zien. Ze roept daarvoor lokale besturen, privépersonen en natuurverenigingen op. Een nobel initiatief en gestaag komt er ook bos bij. Maar de realiteit is soms moeilijk. Je moet ook de gronden hebben om te bebossen. Vlaanderen is wat het is en je kan geen grond bij maken. En op die oppervlakte die Vlaanderen groot is, wil iedereen z’n gading vinden. Plaats voor de landbouw. Plaats om te wonen. Plaats voor de industrie. Plaats voor recreatie. Plaats voor natuur. En zo kan je nog wel even doorgaan. Terwijl in die plaats voor natuur er ook nog ruimte moet zijn voor heide, vennen en graslanden, bijvoorbeeld. Allen hebben ze hun rechtmatige plaats nodig. En geloof het of niet. Elke sector of belangengroep vindt wel dat ie meer plaats van doen heeft.
Volgens een persbericht van twee maanden terug plantten slechts 3 van de 300 gemeenten voldoende bos. Ook ik kreeg, als partijgenoot van de minister kritiek niet één van die drie te zijn. Je ziet. Bossen en bomen. Gevoelige materie. En toch doen wij lokaal heel wat. Daarom niet altijd in de richting van meer bos, maar wel kwalitatiever bos. Ik verklaar me nader.
In 2007 vernietigde een zware hagelbui 50ha Corsicaanse den in onze gemeentebossen. Dit werd vervangen door loofwoud. Biodiverser, maar in de kwantitatieve teller geen plus. Eenzelfde verhaal bij het kappen van 11ha den voor het project van de berging van laag en kortlevend nucleair afval. Die oppervlakte werd in het oosten van Dessel gecompenseerd met het aanplanten van zwarte els, wintereik en linde. 22.000 stuks. Maar in de kering nul op de teller.
Dat we het in Dessel lang niet slecht doen bewezen we twee jaar terug. De provincie Antwerpen deelde op 30 november 2019 een gratis boom uit aan 325 inwoners van Dessel. Deze actie was een beloning voor het feit dat de gemeente Dessel het jaar voordien als beste uit de bus kwam tijdens de klimaatstrijd die de provincie organiseerde.
Het instrument dat gehanteerd wordt om het bestaande bosarsenaal te beschermen en niet minder bos te hebben, is dat van de boscompensatie. Eenvoudig uitgelegd. Om bomen te kappen heb je een omgevingsvergunning nodig die je aanvraagt bij de gemeente. Als je de vergunning krijgt, hangt daar een voorwaarde aan vast. Of je herbebost zelf de oppervlakte die je kapte. Of je betaalt een som waarmee elders een zelfde oppervlakte bos kan aangeplant worden. En hier dient zich vaak een probleem aan. Waar? Zoals hierboven geschreven, de ruimte die Vlaanderen bestrijkt is wat ze is.
Ik zie wel een mogelijkheid om tot meer bos te komen. De hierboven beschreven compensatieregel is op zich goed maar heeft ook een perfide kantje. Ik stel vast dat grondeigenaars er alles aan doen dat er op hun eigendom geen bos komt, ook natuurlijk uitgeschoten niet. Want… De dag dat ze die grond nodig hebben om er op te bouwen bijvoorbeeld, moeten ze die bomen gaan compenseren. Waar de compensatieregel gehanteerd wordt om bestaande bossen te beschermen, belet ze het tot stand komen van nieuwe bossen.
Daarom mijn voorstel. Zet alle mensen aan om een melding te doen dat ze de grond die ze braak hebben liggen in stad of dorp, dan wel in industrie of landbouwzone, dat ze die nu aanplanten en door de melding vrijgesteld worden van de opgelegde compensatieregel waaraan ze later zouden onderworpen worden. Ik heb zo een vermoeden dat daarmee een ware bebossingsgolf zich kan aandienen. Het proberen waard. Neen? Enkel winst in het verschiet.
Indien je mijn mening deelt, laat het gerust weten. Indien je het een slecht idee vindt, evenzeer bereid naar je argumenten te luisteren. Ik wens je voor nu fijne eindejaarsdagen en, weetje, ik blijf schrijven. Het bevalt me. Tot volgende week.
Kris van Dijck
Dessel, 26 december 2021